Wat heb je nodig?
- Een leeg flesje water van een halve liter mét de dop
- Een beetje warm water
Aan de slag!
Stap 1: Giet een bodempje warm water in de fles. Niet te veel: één centimeter water is meer dan genoeg!
Stap 2: Schroef de dop er terug op.
Stap 3: Haal nu je spierballen boven en beeld je in dat de fles een kletsnatte doek is die je probeert uit te wringen. Als dat goed gelukt is, is de fles nu een pak kleiner.
Stap 4: Draai nu de dop van de fles in één vlotte beweging.
Let op dat je de fles niet richting iets of iemand mikt!
Wat gebeurt er?
Je hoort een KNAL, waarna er een échte wolk uit de fles dwarrelt.
Hoe zit dat?
Wanneer je de fles opdraait, zal de ruimte in de fles kleiner worden. Het water en de lucht in je fles kunnen echter nergens naartoe omdat de dop er nog op zit. Op die manier verhoog je de druk binnenin de fles.
Als de druk stijgt, zal ook de temperatuur wat stijgen. Het water in je fles begint te verdampen! Daardoor komen er in de lucht in de fles meer en meer deeltjes waterdamp.
Op het moment dat je de dop van de fles draait, kan de lucht ontsnappen en zal de druk dus plots pijlsnel zakken. Omdat de druk zakt, zakt ook de temperatuur. Het wordt eventjes zo koud dat de deeltjes waterdamp condenseren en druppeltjes vormen. Die druppels kruipen gezellig bij elkaar en vormen zo een wolk die we met het blote oog kunnen zien.
Want dat is een wolk, kleine druppeltjes water die bij elkaar kruipen omdat het koud is! Dat doen wij tenslotte ook graag als we het koud krijgen, toch?!
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht
- Terug naar overzicht