Kan jij een regenboog maken?

Alle kleuren van de regenboog.
Weet jij wat je nodig hebt om een regenboog te maken?
Regenboog 3

Wat heb je nodig?

  • Rechthoekig bakje (bv. een ijsdoos)
  • Water
  • Spiegeltje dat in het bakje past
  • Zaklamp (bv. zaklamp van een smartphone)
  • Donkere kamer met witte muur

Aan de slag!

Stap 1: Steek het spiegeltje in het bakje. Zorg dat het schuin tegen de rand staat.

Stap 2: Doe het bakje vol met water.

Stap 3: Wat denk je dat je zal zien als je met de zaklamp op het spiegeltje onder water schijnt? Probeer het uit. Zorg dat het licht via de spiegel op de witte muur schijnt. Soms moet je even zoeken om tot een mooi resultaat te komen: zet je spiegel iets rechter of juist schuiner en speel met de afstand van de zaklamp tot de spiegel. 

Wat zie je nu? Hoe denk je dat dat komt?

Regenboog 3
Regenboog 2

Wat gebeurt er?

Je ziet een regenboog op de witte muur

Hoe zit dat?

Wit licht bestaat eigenlijk uit alle kleuren licht. Het water in het bakje doet dat wit licht opsplitsen zodat je alle kleuren ziet. 

Dat komt omdat licht niet overal even snel door reist. Door lucht gaat licht sneller dan door water bijvoorbeeld. Dat geldt voor ons ook: wij kunnen snel lopen, maar als we door water moeten lopen, gaan we veel trager.

Omdat de snelheid van het licht verandert als het van lucht naar water gaat, breekt’ het licht. De lichtstralen maken dan een knikje. Maar elke kleur licht maakt een ander knikje. Hierdoor wordt het witte licht opgesplitst.

Leuk proefje?

Met ons doe-blad kan je thuis of in de klas naar hartenlust meer ontdekken over dit bijzondere proefje.

Dit doe-blad hoort bij de show​“Kleureka” en is geschikt voor kinderen vanaf 6 jaar.

Visual Kleureka
Regenboog

Waar kom je dat nog tegen?

Ook zonlicht is een mengeling van een heleboel kleuren. Een regenboog ontstaat doordat zonlicht op waterdruppels in de lucht schijnt. Hierdoor breekt het licht, weerkaatst het op de achterzijde van de druppels en breekt het opnieuw. De kleuren splitsen op en worden allemaal zichtbaar.

Wetenschap en techniek:
1.1 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren
1.2 De leerlingen kunnen, onder begeleiding, minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoek toetsen aan een hypothese.