Kan jij een schakelaar maken?

Laat de lamp branden
Leer hoe je een eenvoudige stroomkring kan sluiten met een zelfgemaakte paperclip-schakelaar.
Paperclipschakelaar

Wat heb je nodig?

  • Plakband
  • Stukje karton
  • Metalen paperclip
  • Schroevendraaier
  • Striptang
  • Lampje
  • Lamphouder
  • Batterijclip
  • Batterij van 9 volt
  • 20 cm geïsoleerde elektriciteitsdraad
  • 2 splitpennen
  • Eventueel: andere voorwerpen om uit te testen als schakelaar
Paperclip schakelaar

Aan de slag!

Stap 1: Neem de elektriciteitsdraad en de batterijclip. Verwijder voorzichtig minstens 2,5 cm van het omhulsel aan de uiteinden van elke draad met de striptang.

Stap 2: Verbind één draad van de batterijclip met één zijde van de lamphouder en bevestig de gestripte elektriciteitsdraad aan de andere kant van de lamphouder. Plaats de batterij in de clip en het lampje in de houder.

Stap 3: Duw daarna één splitpen door een stuk karton zoals op de foto. Maak een paperclip vast aan een tweede splitpen en duw ook die splitpen door het karton.

Stap 4: Draai dan het karton om en wikkel een elektriciteitsdraad rond elke splitpen (de ene draad komt van het lampje, de andere van de batterijclip). Buig daarna de splitpennen open en bevestig die met behulp van plakband tegen het karton.

Stap 5: Wat denk je dat er gebeurt als je de paperclip die vasthaakt aan de splitpen tegen de kop van de andere splitpen duwt? Test het uit. Wat gebeurt er als je de paperclip wegdraait van de andere splitpen?

Schakeling

Wat gebeurt er?

Jouw instrumentje schakelt de stoom aan en uit. Als je de paperclip tegen de kop van de splitpen duwt, brandt het lampje. Draai je de paperclip weg, dan gaat het lampje uit.

Schakelaar paperclip

Hoe zit dat?

Je bouwde een stroomkring met een schakelaar. Als de paperclip de andere splitpen niet raakt, is je stroomkring onderbroken. Het lampje is dan uit. Maar… als je wel de splitpen raakt, sluit je de stroomkring en kan er elektriciteit doorstromen. Dan brandt het lampje.

Een stroomkring is gemaakt van metalen draden, omdat die de stroom goed geleiden. Elke verbinding moet ook van metaal zijn. De paperclip is een goede geleider. Probeer eens andere voorwerpen tussen de schakelaar te steken en kijk of dan het lampje brandt. Sorteer die voorwerpen: geleiders en niet-geleiders van stroom. Van welk materiaal zijn de niet-geleiders gemaakt? Niet-geleiders noemen we ook wel isolatoren. Ze worden gebruikt om draden in te kapselen of te isoleren, zodat je geen elektrische schok kunt krijgen.

Waar kom je dat nog tegen?

Ook de schakelaars bij je thuis werken op dezelfde manier. Je hoort een klik als je iets aanzet (dan sluit je de stroomkring) of afzet (dan onderbreek je de stroomkring).

Schakelaar
Transversale en longitudinale golven experiment

Een uitstap vol experimenten en nieuwe ontdekkingen?

Daarvoor moet je in Technopolis zijn! Duik samen met je klas of het ganse gezin in de wondere wereld van wetenschap en technologie via talloze interactieve opstellingen, originele demo’s en shows, leerrijke workshops…

Koop je tickets

Boek je klasbezoek

Ben je leerkracht?

Na dit proefje ben je weer een stap dichter bij de realisatie van enkele ontwikkelingsdoelen en/​of eindtermen:

Wetenschap en techniek:
1.1 De leerlingen kunnen gericht waarnemen met alle zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.
1.3 De leerlingen kunnen in een beperkte verzameling van organismen en gangbare materialen gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden.
1.14 De leerlingen kunnen van courante materialen uit hun omgeving enkele eigenschappen aantonen.
2.6 De leerlingen kunnen illustreren hoe technische systemen onder meer gebaseerd zijn op kennis over eigenschappen van materialen of over natuurlijke verschijnselen.
2.13 De leerlingen kunnen een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren.
2.18 De leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden van techniek illustreren dat technische systemen nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en milieu.